h

Variant selectieve verwijdering stortplaats Polder Stededijk

20 juni 2006

Variant selectieve verwijdering stortplaats Polder Stededijk

Notitie Van : Stan Cals, Rob Wolbrink (Haskoning)

Aan : Rob Mank (gemeente Dordrecht)
Datum : 20 juni 2006

Betreft : variant selectieve verwijdering stortplaats Polder Stededijk ( Stort van Troost )

Inleiding
In het visiedocument ‘Sanering en ontwikkeling Polder Stededijk’ is onderzocht wat de meest efficiënte en haalbare aanpak is van de bodemsanering in het licht van de gewenste ontwikkeling van de polder. Daarnaast schenkt het visiedocument aandacht aan de procesmatige vraag hoe de aanpak van de sanering gestalte kan krijgen. Daartoe zijn een aantal saneringsvarianten uitgewerkt en beoordeeld op hun haalbaarheid. Omdat de sanering van de Polder Stededijk ook de aandacht heeft van de Tweede Kamerfractie van de Socialistische Partij (hierna SP-kamerfractie) heeft op 19 april 2006 een gesprek plaatsgevonden met Remi Poppe en Patrick van Lunteren van de SP-kamerfractie en Rob Mank (gemeente Dordrecht) en Rob Wolbrink (Royal Haskoning). In dit gesprek is een toelichting gegeven op het visiedocument en het proces om te komen tot sanering en ontwikkeling van de polder Stededijk. In het gesprek gaf de SP-kamerfractie aan dat hun inziens een stortplaats als Polder Stededijk niet thuishoort in een te ontwikkelen natuurgebied, al beseft de Socialistische Partij ook dat € 80 mln. voor het verwijderen van de stortplaats een extreem hoog bedrag is. De SP-kamerfractie heeft tijdens het overleg de suggestie gedaan een aangepaste (selectieve) verwijderingvariant door te rekenen. In deze variant worden alleen de meest bodembedreigende verontreinigingen afgegraven en afgevoerd naar ATM Moerdijk voor thermische reiniging. De gemeente Dordrecht heeft Royal Haskoning gevraagd deze variant op hoofdlijnen uit te werken.

Doel van onderhavige notitie is de haalbaarheid van deze saneringsvariant inzichtelijk te maken.

Haalbaarheid selectieve verwijderingvariant
Het leeghalen van de stortplaats is één van de varianten die wordt beschreven in het visiedocument ‘Sanering en ontwikkeling Polder Stededijk’. Deze variant is door Oranjewoud onderzocht en beschreven in het rapport ‘Haalbaarheidsonderzoek verwijderen stortplaats Polder Stededijk’ (projectnummer 9254-154813) van augustus 2005. Kort samengevat komt uit het haalbaarheidsonderzoek het volgende naar voren:

  • de ontgraving van 650.000 m3 is technisch uitvoerbaar;
  • kosten van volledige verwijdering bedragen circa € 80 mln.;
  • voor de uitvoering gelden strenge veiligheidsmaatregelen;
  • bij ontgraving moet rekening worden gehouden met veel stankoverlast;
  • de reinigingskosten zijn in verband met de noodzakelijke scheiding van het materiaal hoger dan herstorten van het materiaal;
  • daarnaast is er onvoldoende thermische reinigingscapaciteit om de vrijkomende materiaal te reinigen;
  • herstorten van het materiaal op een andere stortplaats is daarom de enige optie;
  • hiervoor is capaciteit beschikbaar (Derde Merwedehaven te Dordrecht).

Als mogelijk alternatief van het volledig verwijderen van de stortplaats is door de SP-kamerfractie de suggestie gedaan om de meest bodembedreigende verontreinigingen selectief te verwijderen.

Om de haalbaarheid van deze variant te bepalen dienen de volgende vragen te worden beantwoord:

  1. Wat zijn de meest bodembedreigende verontreinigingen in de stort?
  2. Waar bevinden deze verontreinigingen zich in het stortlichaam?
  3. Hoe kunnen deze stoffen verwijderd worden?

Meest bodembedreigende stoffen

De meest bodembedreigende stoffen zijn de stoffen die zich vanuit het stortlichaam kunnen verplaatsen naar de omgeving, de zogenaamde mobiele verontreinigingen. Stoffen in het stortlichaam die inert zijn vormen geen bedreiging voor de omgeving. Uit de monsters van de grond in het stort die zijn genomen tijdens de proefontgraving in 2005 blijkt dat in 8 van de 11 grondmengmonsters mobiele verontreinigingen zijn aangetroffen in een concentratie boven de interventiewaarde. Het gaat hierbij onder andere om minerale olie, benzeen, tolueen ethylbenzeen, xylenen en naftaleen. Als de interventiewaarde wordt gehanteerd als risicogrens voor de grond en de meetresultaten representatief zijn voor de hele stort zou indicatief tweederde van de stort alsnog moeten worden ontgraven en afgevoerd. Deze stoffen worden tevens aangetroffen in het grondwater onder en in de omgeving van de stort. Er is dus sprake van verspreiding vanuit de stort naar de omgeving. Op basis van de gemeten concentraties in de stort zouden hoge concentraties verontreinigende stoffen in het grondwater worden verwacht. De gemeten concentraties in het grondwater rondom de stort zijn echter laag. Uit het onderzoek uitgevoerd in 2005 zijn er aanwijzingen dat dit samenhangt met het optreden van natuurlijke afbraakprocessen. Dit zal middels nader onderzoek worden geverifieerd. Het nader onderzoek in 2006 bestaat onder andere uit het uitbereiden van het bestaande peilbuisnet, en het herbemonsteren van alle peilbuizen.

Waar

Uit het onderzoek uit 2005 blijkt de stort voor 25 tot 75% bestaat uit grond gemengd met allerlei afval. De grond in de stort is heterogeen verontreinigd met verschillend organische en anorganische stoffen. Zoals hierboven aangegeven blijkt dat in de stort in 8 van de 11 grondmengmonsters mobiele verontreinigingen zijn aangetroffen in een concentratie boven de interventiewaarde. Uit ervaring met onderzoeken van stortplaatsen blijkt dat het vrijwel onmogelijk is om een compleet beeld van de opbouw en samenstelling van een stort te krijgen. Een meting of analyseresultaat van een monster op een bepaalde plaats in een stortlichaam zegt namelijk weinig over de samenstelling één meter verder of dieper. Dat hangt immers sterk af van de samenstelling van het materiaal dat daar ‘toevallig’ is gestort. Het is met andere woorden praktisch gezien niet mogelijk om precies aan te geven waar binnen het stortlichaam de meest bodembedreigende stoffen zich bevinden.

Hoe

Selectieve verwijdering van verontreinigingen uit het stortlichaam is technisch mogelijk met een graafmachine. De omvang van de stort is van dien aard dat met behulp van een graafmachine ieder willekeurig punt binnen de stortlocatie bereikbaar is. Hierbij wordt opgemerkt dat voor bijvoorbeeld het verwijderen van dieper gelegen materiaal een grote hoeveelheid stortmateriaal verplaatst moet worden. Aangezien het praktisch gezien niet mogelijk is om aan te geven waar de meest bodembedreigende stoffen zich bevinden is selectieve verwijdering om die reden niet mogelijk.

Conclusie en aanbeveling

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat een sobere verwijderingsvariant praktisch niet uitvoerbaar is. Bovendien wordt door ontgravingen in en rond de stort mogelijk het evenwicht van natuurlijke afbraak van verontreinigingen verstoord.

Aanbevolen wordt de ingeslagen weg uit het visiedocument Polder Stededijk te volgen en af te zien van verder onderzoek naar een selectieve verwijderingvariant.

De SP kan zich hier grotendeels niet in vinden en heeft wederom een aantal kritische vragen in voorbereiding. Zie dossier Bodembeleid

U bent hier